Kennisbank Broeklandschap

De gebiedskenmerken van het broeklandschap

Broekgebieden liggen vooral in lager gelegen vlakten die onder invloed hebben gestaan van rivieren of beken. Broek betekent land dat bij een hoge waterstand onderloopt. In de directe omgeving van het broekgebied liggen hogere zandgronden. Broekgebieden zijn vaak onbebouwd en door de langdurige hoge waterstanden niet of nauwelijks als grasland te gebruiken. Elzen zijn een van de weinige boomsoorten die hier goed groeien, zo ontstaan de elzenbroekbosjes. Natte hooilanden, weiland en elzenbroekbos wisselen elkaar af.

Op en rond het erf

In 1850 was het landschapstypen op deze locatie een broeklandschap. Als u in dit gebied woont, dan is het broeklandschap inmiddels ontgonnen en overgegaan in een broekontginningslandschap. De onderstaande beplanting heeft dan ook betrekking op het broekontginningslandschap.

Heggen en hagen 

Heggen of hagen kunnen voorkomen rondom de voortuin, moestuin, boomgaard of als scheiding tussen de weilanden .In het weiland of om de boomgaard kwam van oudsher meidoorn of een gemengde doornhaag voor. Rondom de voortuin gaat de voorkeur uit naar meidoorn, veldesdoorn of haagbeuk. Houtsingels De singels bestaan voornamelijk uit zwarte els, zomereik, zachte berk of gewone es, met als struiken meidoorn, sleedoorn, hondsroos, hazelaar, lijsterbes, vuilboom,. Inheemse vogelkers, etc. 

Hoogstamboomgaard

In dit landschapstype zijn boerenboomgaardjes een waardevolle aanvulling. In zo’n boomgaardje stonden fruitbomen voor de eigen voorziening. Denk daarbij aan een handappel, moesappel, stoofpeer, handpeer pruim en kers. Niet alle soorten zijn zelf bestuivend, sommige rassen hebben een ander ras nodig om vrucht te kunnen dragen. De adviseur van SLG kan helpen met de rassenkeuze. 

Knotbomen

Knotbomen vormen al eeuwenlang een vertrouwd beeld in het Nederlandse cultuurlandschap. Bepaalde boomsoorten werden vroeger geknot om gebruikshout te leveren. Echter deze wijze van houtproductie is niet meer rendabel en hierdoor dreigen deze markante knotbomen uit het landschap te verdwijnen. Knotbomen staan vaak in rijen en vormen groene linten in het landschap. Oudere noestige knotbomen bieden een schuil- en nestplaats voor allerlei diersoorten. Een voorbeeld hiervan is de steenuil. Diverse soorten planten, mossen en paddenstoelen vinden een goede humusrijke voedingsbodem in vermolmde delen van oude knotbomen. In deze gebieden gedijen boomsoorten die hoge waterstanden verdragen. Knotbomen van zwarte els, schietwilg en gewone es zijn in dit landschapstype te vinden langs sloten en (voormalige) perceelranden. Knotelzen komen veelvuldig voor op armere en vochtige gronden én zijn kenmerkend voor gebieden waar kwelwater aan het oppervlak komt. Solitaire bomen Op het erf staat vaak een solitaire boom, zoals een walnoot, zomereik of paardenkastanje. In het landschap staan ook solitaire bomen, waaronder de gewone es, schietwilg of zomereik.

Broeklandschap

Traditionele verdeling erf

De taakverdeling tussen de boer en boerin heeft een belangrijke invloed gehad op de traditionele erfinrichting. De taken waren duidelijk verdeeld en daarmee de grond rondom de boerderij ook. De voor- en achterkant worden nog altijd door een denkbeeldige lijn tussen de verschillende gebouwen van elkaar gescheiden. Deze lijn kan globaal over het gehele erf worden doorgetrokken, waardoor de functionele scheiding tussen wonen (voor) en werken (achter) goed zichtbaar wordt. De vrouw had de verantwoordelijkheid over het woongedeelte, het daarbij liggende terrein met de bleek, de moestuin, de huisweide, eventueel de siertuin en de boerenboomgaard. Op de boerderij werd dat meestal het voor” genoemd. De man had de verantwoordelijkheid voor de dieren, de wagens, de werktuigen en het bedrijfsgedeelte. Kortom, hij had de zorg voor het achter”.

voor- en achterstructuur boerenerf